9789033131752

5 voor de troep DEEL 5 DEN HERTOG - HOUTEN

6 1. dom en klein ‘val er niet af!’ gilt joep. ‘zo dom ben ik niet!’ roept jip. maar joep trapt zo hard. de straat ligt plots vol broers. joep lacht hard. ‘jij valt wel, jip! Dat is dom.’ ‘ik val niet,’ bromt jip. ‘ik lig. dat vind ik fijn.’

7 het is druk in het dorp. jip kijkt boos rond. een vrouw veegt. een man poetst. en steeds ziet jip een kar. steeds met een plant of bloem. dat is toch raar? ‘wat is er aan de hand?’ vraagt jip. ‘weet je dat niet?’ zegt joep. ‘jij bent echt dom!’ ‘ik ben niet dom,’ zegt jip. joep maakt zich groot. ‘wel. dom en klein.’ jip wordt rood. zo kwaad is hij. maar joep praat al weer. ‘het wordt feest. want ons dorp wint.’ jip snapt het niet. ‘wint ons dorp?’ joep zucht. ‘ik leg het uit. het is een spel.

8 en ons dorp doet ook mee. er mag geen troep zijn. maar wel veel groen.’ joep wijst naar het park.

9 ‘een plant, een boom. een struik en gras. heel het dorp moet schoon en groen. dan wint ons dorp.’

10 jip denkt na. ‘wint ons dorp dan een prijs?’ ‘ja,’ zegt joep. ‘dan is het feest.’ jip springt op de trek-ker. ‘ik doe mee!’ ‘wat ga je doen?’ roept joep. jip trapt weg. ‘ik heb een plan! want ik ben echt heel slim!’

11 2. het plan van jip joep springt voor de trek-ker. ‘wat is je plan?’ ‘ik verf ons huis groen,’ zegt jip. joep lacht. ‘dat kan toch niet?’ ‘wel,’ snauwt jip. ‘groen moet je doen!’ joep schudt zijn hoofd. ‘ons huis groen... dat vindt pap vindt niet goed. en mam ook niet. jouw plan is dom.’ ‘niet!’ jip trapt boos op de trek-ker. maar ver komt hij niet. heer hop zegt: ‘stop.’ dat doet jip. want heer hop is de baas. de baas van het dorp. ‘heel ons dorp moet schoon,’ zegt heer hop. ‘en ook groen. help eens mee.’

12 ‘ik verf uw huis groen,’ zegt jip. ‘dat huis ook al?’ schrikt joep. ‘nee, nee,’ zegt heer hop. ‘veeg de stoep maar. en snel. er is nog maar één dag. dan komt de groep.’ jip snapt het niet. ‘de groep?’ heer hop knikt. ‘de groep zegt wie de prijs wint. ze zijn heel streng.’ hij veegt langs de trek-ker. ‘dus maak dat ding eens schoon. zorg dat hij blinkt.’ jip zucht. hij maakt de trek-ker echt niet schoon. een trek-ker hoort vies. joep krabt op zijn hoofd. ‘ons dorp moet groen. maar ik heb geen bloem. en ook geen plant.’ ‘fleur wel!’ zegt jip. fleur woont net in het dorp. ze heeft een zaak.

13 daar koop je een bloem. of een plant. de zaak staat vol met broers. ‘dag, fleur,’ zegt joep. ‘heb je een plant voor ons?’ jip staart naar fleur. ze heeft steeds een bloem in het haar. ze is zo mooi. fleur lijkt zelf wel een bloem. ‘ik heb niets meer,’ zegt fleur lief. ze wijst naar haar kar. ‘Dat is voor heer hop. het park wordt echt mooi.’

14 joep kijkt sip. maar jip weet het al. ‘ik verf dit huis ook wel groen!’ ‘jouw plan is zo dom,’ zegt joep. fleur denkt na. ‘weet je wat?’ ze wijst naar het park. ‘maak zelf een huis. in die boom.’ ‘een hut!’ roept joep. ‘ja,’ zegt fleur. ‘maak een hut met de broers.’ ‘ik verf de hut groen!’ roept jip blij. joep schudt zijn hoofd. ‘dat kan jip vast niet. hij is wel klein, hoor.’ ‘jip is slim,’ zegt fleur. ‘dat valt wel mee,’ zegt joep.

RkJQdWJsaXNoZXIy OTA4OQ==